woensdag 4 februari 2009

Theoretisch deel

De geschiedenis van het impressionisme
Het impressionisme beslaat een korte maar heftige tijd in de kunstgeschiedenis. Het begin jaar van het impressionisme wordt vastgesteld op 1863. Het eindjaar van het kunsttijdperk impressionisme is 1914. Het begin van de eerste wereld oorlog wordt gezien als het abrupte einde.

De maatschappij in de tijd van het impressionisme
In de beginjaren van het impressionisme veranderde de wereld van de West-Europeanen ingrijpend. De agrarische samenleving veranderde naar een industriële samenleving. Er werden veel uitvindingen gedaan en het leven van de West-Europeanen kwam op zijn kop te staan. De economie veranderde ingrijpend. De industrie en de fabrieken werden de belangrijkste werkplaatsen en veel mensen trokken naar de steden. De steden konden deze grote intocht van mensen niet aan, en dus leefde veel mensen onder de armoedegrens. Deze periode werd wel gezien als een afsluiting van een slechte periode, en het begin van een nieuwe periode. Dit wordt ook wel het ‘fin de siècle’ genoemd.

Deze verandering van de maatschappij vond ook plaats In Frankrijk waar het impressionisme is ontstaan. De leiders van Frankrijk stonden onder druk. Frankwijk was betrokken bij een paar oorlogen en kreeg een nieuw leiderschap, het werd een Republiek.

Het impressionisme
Het impressionisme is dus in Frankrijk ontstaan en wordt ook altijd gezien als een Franse stroming. De schilders van het impressionisme wilde schilderijen en kunstwerken maken vanuit hun beleving. Ze schilderen wat ze zagen, de werkelijkheid. Dit was in deze tijd gemakkelijk te doen, omdat er meer kans was om buiten het atelier te gaan schilderen. Hierdoor konden schilders ook samenkomen en werd er naast schilderen ook gediscussieerd over kunst. De schilderingen waren vanuit de natuur geschilderd en precies zoals ze gezien werden. Kleuren die niet in de natuur voorkwamen werden dan ook niet gebruikt. Door sommige wordt er ook wel gezegd dat de impressionisten schilderden uit een verliefd oogpunt. Alles werd net even mooier gemaakt dan dat het eigenlijk was.

De impressionisten zetten zich af tegen de bestaande kunststromingen: de classicisme. Ze verzamelde zich. Hun onderwerpen en ideeën waren niet allerdaags en werden afgewezen door de bestaande ‘officiële’ kunstenaars. De eerste grote tentoonstelling van de impressionisten vond plaats in 1874. Schilders die hier bijvoorbeeld tentoonstelde waren Claude Monet, Edgard Degas en Berthe Morisot. Ze noemde hun tentoonstelling ‘Salon des independants’ wat salon van onafhankelijke betekend. Dit laat zien dat de impressionisten zich niets aantrokken van de bestaande kunstwereld en hun eigen plan trokken. De groep noemde zich ‘het Société anonyme des artistes, peintres, sculpteurs, graveurs etc.

Door de bestaande kunstwereld werd de tentoonstelling vol afschuw bekeken. Ze vonden dat de kunstenaars verkeerde onderwerpen schilderde en slordig schilderde. Ook werden de schilderijen slecht beoordeeld in de tijdschriften. In het bekende Parijse blad ‘Charivari’ maakte de journalist Louis Leroy een schilderij van Claude Monet (Impression du soleil levant) zwart. Met het citaat: ‘Inderdaad, een ‘impressie’! Er moet zich daar ergens een impressie bevinden. En wat een vrijheid, wat een stoutmoedige uitvoering! Behangpapier is in zijn ruwe vorm zorgvuldiger dan deze zee van verf’(www.kunstbus.nl, 2008). Hij noemde de schilders van de tentoonstelling ‘impressionisten’. Eerst was dit sarcastisch bedoeld, maar de impressionisten vonden het bij zich passen en namen deze naam aan voor de stroming die ontstaan was.

Invloeden op het impressionisme
- Landschapskunst
De impressionisten schilderden zoals eerder genoemd veel landschappen. Het werk van andere landschapkunstenaars was een grote invloed hierop. De school van Barbizon, een groep schilders die vanaf 1830 in de vrije natuur werkte, is hier een voorbeeld van. Ook kunstenaars zoals William Turner en de Nederlander Johan Barhold waren van invloed op de impressionisten.

- De Romantiek
De Romantiek was een periode waarin mensen een afkeer kregen van de academische kunst. Volgens de kunstenaars was deze te formeel. Echte kunstenaars zouden tegen de gevestigde orde strijden, zoeken naar een eigen stijl en niet meelopen met de rest. In de Romantiek was de natuur heel belangrijk voor de mensen. Ze vonden daar hun eigen grondslag terug. In het impressionisme is de natuur ook heel belangrijk. Er was het verlangen om één te worden met de natuur, zo konden ze vluchten van de industrie.

- De industriële revolutie
Deze revolutie had een duidelijk effect op het leven en werken van de impressionisten. In die tijd waren veranderingen van de wereld nog niet aan de orde van de dag. Door de groei van mogelijkheden om te reizen kwamen de kunstenaren vaker bijeen. Ze konden ook naar andere landen reizen en daar schilderingen van maken. Ook kwam er door de industriële revolutie een bevolkingsgroep die rijk was, een goede afzetmarkt voor de kunstenaars.

Ook kwam in de industriële revolutie een opkomst van natuurwetenschap. Dit ging een belangrijke rol spelen in Frankrijk. De bestaande kunst paste niet goed bij deze wetenschappen en het impressionisme wel.

Wat schilderde de impressionisme
De bekendste werken van de impressionisten waren natuurlijk de natuurlandschappen. Dit was echter niet het enige wat ze schilderden. De impressionisten schilderde alles wat ze er mooi genoeg voor vonden. Veel trokken hiervoor de natuur is maar het kon ook bij de eigen tuin blijven. Ook werden er voorstelling geschilderd zoals theater en dansvoorstellingen.

Kenmerken van impressionisme
In de tijd voor de impressionisten gebruikte men vaak een donkere, zwarte achtergrond. De impressionisten maakten juist gebruik van lichte, witte canvas doeken en beschilderden deze met olieverf. De impressionisten gebruiken hun eigen stijl. Ze schilderen wat ze zien, dus wat hun impressie en eerste indruk is. Daardoor zit er op de schilderijen altijd een persoonlijk tintje aan de werkelijkheid. Deze stroming is de overgang van de oude naar de moderne kunst. Impressionisme komt voor in de schilderkunst en een klein beetje in de beeldhouwkunst. Het komt niet voor in de bouwkunst. De schilders schilderen wat ze zien. Dit brengen ze snel op hun doek aan, zodat het geschilderde een momentopname is. Ze maken daarbij gebruik van het lichtval en schilderen alleen met zuivere kleuren (kleuren van het spectrum), dus geen zwart. Normaal werden de schaduwen met zwart weergegeven. Bij het impressionisme is dit dus niet het geval. Ook de schaduwen worden met zuivere kleuren geschilderd.

Naast het geen zwart gebruiken, schilderen de impressionisten ook geen details. Deze vallen namelijk ook niet op tijdens een momentopname. Ook worden de omtreklijnen weggelaten, de verschillende kleurvlekken worden naast elkaar geplaatst. Vaak schilderen deze schilders plain-air (in de buitenlucht), de natuur is dan ook vaak het onderwerp van hun kunstwerk. Af en toe worden er ook portretten en taferelen geschilderd.

De schilders zetten korte penseel streken. Ze mengen geen kleuren, maar zetten deze naast en door elkaar, waardoor het werk er elke keer weer net wat anders uitziet. Wel schilderen ze verschillende kleuren over elkaar heen. Dit doen ze wanneer de verf nog nat is. Impressionisten maken gebruik van het lichtval dat ze zien tijdens het schilderen. Doordat het lichtval buiten constant verandert, zien de schilderijen er vaak slordig uit. Pas wanneer je ze van een afstandje bekijkt, zie je het mooie van het schilderij. Naast het veranderen van het lichtval, zijn er ook een heleboel verschillende soorten lichten. Zo is er zon licht, kunstlicht, direct licht, weerkaatst licht, naar het tijdstip verschillend licht, en licht dat door de ondergrond (ruw of glad) geabsorbeerd wordt of juist gaat schitteren.

De schilderijen die de impressionisten in Nederland hadden geschilderd, zagen er vaak wat minder vrolijk en kleurrijk uit. Dit kwam doordat het weer hier minder goed was. En aangezien de schilders, schilderen wat ze zien, zie je het weer van Nederland terug in de kunstwerken

Isaac Israels
Isaac Israels werd op 3 februari 1865 geboren in Amsterdam. Hij is de zoon van de schilder Jozef Israels en Aleida Schaap. Hij had een zus, Mathilda Anna, zij was een jaar ouder dan Isaac. Isaac zijn vader was een beroemd schilder in de 19e en het begin van de 20ste eeuw. Zijn vader was niet alleen heel erg op het schilderen gericht, maar ook op het schrijven van boeken Ook de moeder van Isaac, Aleida, was erg geïnteresseerd in literatuur. De omgeving waar Isaac in opgroeide was erg stimulerend voor Isaac. Hij kwam van jongs af aan dagelijks in aanraking met literatuur en de schilderkunst. Hij las op 16 jarige leeftijd “Dante en leopardi” in het Italiaans.

Op zijn 13e maakte Isaac samen met zijn ouders en zus een reis door Europa. Isaac heeft daardoor weinig onderwijs gehad, maar zijn talenkennis heeft hij tijdens deze reis goed ontwikkeld. Isaac zijn ouders waren al snel van mening dat zijn zoon een groot talent had voor tekenen en schilderen. Hij kon zich beter op die vakken gaan concentreren in plaats van naar school te gaan. Hij heeft even gestudeerd aan de Haagse Academie.
Isaac heeft zijn debuut gemaakt op de ‘Tentoonstelling van Levende Meesters’ in Den Haag met het schilderij De trompetles in de kazerne. Vervolgens schilderde hij Begrafenis van de jager en Het transport der kolonialen. Op zijn 19e was zijn naam al groot onder de schilders.

Isaac heeft een tijd zijn twijfels over het schilderen gehad. Hij wist niet zo goed of dit wel was wat hij wilde. Hij wilde de werkelijkheid in beeld gaan brengen. Dit heeft hij in eerste instantie gedaan met het tekenen van Belgische landschappen en portretten. Deze werkwijze ging hij ook in Nederland uitvoeren. Zijn nieuwe werk werd niet heel erg bewonderd en kreeg weinig bekendheid. Zijn ouders maakten zich zorgen. Maar gingen dan toch akkoord.
In 1894 stierf zijn moeder. Isaac is veel gaan reizen, om aan nieuwe werken te komen en zijn bekendheid te vergroten. Rond 1900 hield Isaac zich bezig met het schilderen twee mannequins bij Hirsch van modellen. In 1903 is hij een modestudie gaan volgen in Parijs. Daar maakte hij zijn beste werken. De onderwerpen van zijn succesvolle werken zocht hij in de modewereld, cafés, cabarets en theaters. Ook heeft hij veel van het straatleven van Amsterdam vastgelegd in zijn schilderijen. Hij stelde zijn schilderijen tentoon in Amsterdam. In Parijs was hij niet heel bekend.

Hij vervolgde zijn carrière in Engeland, Londen. Door de oorlog in 1914 mocht hij niet meer op straat werken. Hij reisde naar Zwitserland om daar te schilderen. Toen hij terugkwam was er veel veranderd. Vanaf 1922 leidde hij een teruggetrokken bestaan. Op 7 oktober 1934 overleed hij door een auto ongeluk.

Oscar-Claude Monet
Oscar-Claude Monet werd op 14 november 1840 geboren in Parijs. Hij is de tweede zoon van Claude Adolphe Monet en Louise-Justine Aubry. De familie van Oscar bestond uit vader, moeder, zoon Léon en Oscar-Claude Monet. Zijn ouders hebben geen ervaring op het gebied van schilderkunst. Toen Oscar-Claude Monet 5 jaar oud was, verhuisde hij met zijn hele familie naar Le Havre. Hier leerde Oscar-Claude de schilder Boudin kennen. Boudin leerde Oscar-Claude verschillende schilderkunsten. Hij leerde onder andere de basistechnieken van het schilderen met olieverf en een aantal technieken om op straat te werken. Op de middelbare school werd Oscar-Claude vooral bekend om zijn karikaturen. Hij was in tegenstelling tot Boudin erg geïnteresseerd in het schilderen van landschappen.
Op 19-jarige leeftijd besloot Oscar-Claude een schilderstudie in zijn geboortestad Parijs te gaan volgen. Maar het bood hem niet datgene wat hij wilde. Hij werd al snel opgeroepen om in dienst van het leger te gaan. Hij werd uitgezonden naar Algerije. Dit vond hij helemaal niets, maar er zomaar vertrekken was ook geen optie. Een tante van Oscar-Claude heeft hem vrijgekocht, op voorwaarde dat hij zich zou gaan storten in het kunstonderwijs.

Dit deed Oscar-Claude Monet, en hij kwam weer terug naar Parijs. Hij is hier gaan studeren aan de ‘Zwitserse school’. Hij raakte bevriend met 3 andere studenten aan de ‘Zwitserse school’. Pierre-Auguste Renoir, Frédéric Bazille en Alfred Sisley werden goede vrienden en collega’s en zij worden dan ook wel de grondleggers van het impressionisme genoemd. Zij waren vaak samen te vinden in Fountainbleau. Dit is een bos vlakbij Parijs, waar zij in een mooie omgeving in de openlucht konden schilderen. Oscar-Claude is daar in plaats van donkere kleuren en veel schaduwen gebruik gaan maken van veel verschillende kleuren en open ruimtes.
Ondanks het heel goed liep met de nieuw ontwikkelde stijl van de vier maatjes, wilde Oscar-Claude ook binnenkomen in de erkende schilderswereld. Hij maakte daarom een aantal schilderijen aan de normen die aan de schilderijen gesteld werden. Een aantal van deze werken werden goed ontvangen door de “Salon”. Maar een echt succes was er niet voor Oscar-Claude. In 1872 kwam daar zijn eerste grote succes als impressionist, “Impressie, zonsopgang”. Dit was een schilderij van een zonsopgang in Le Havre.

De laatste paar jaar van Oscar-Claude zijn leven leed hij aan staar. Operaties waren niet mee mogelijk. Deze ziekte was in zijn schilderijen goed terug te zien. Er werden rare kleurencombinaties gebruikt.Oscar-Claude Monet is op 5 december 1925 op 85-jarige leeftijd gestorven aan kanker.
(Carla Rachman, 1997) (www.kunst-en-cultuur.infonu.nl)

Nederlands en Frans impressionisme
Het Nederlandse en Franse impressionisme komt niet helemaal met elkaar overeen. Er zijn een paar duidelijke verschillende te onderscheiden.
Een algemeen kenmerk voor het impressionisme is dat de schilders op canvas doek schilderen met olieverf. Zij maken geen gebruik van plakkaatverf, maar alleen oliever wordt gebruikt. De impressionisten schilderen wat ze zien. Vaak in de buitenlucht. De Franse impressionisten schilderden vaak natuurlandschappen. Zij waren veel in de buitenlucht aanwezig, en schilderden de omgeving die ze op dat moment zagen. Terwijl de Nederlandse impressionisten, zoals Isaac Israëls veel meer de werkelijke mens schilderde. Hij was minder op de natuur gericht, maar meer op de mensheid.

Nog een opvallend kenmerk tussen de Nederlandse en Franse impressionisten is het kleurgebruik. De schilderijen van de Nederlandse impressionisten zijn over het algemeen veel somberder. Er is meer gebruik gemaakt van donkere kleuren. Dit heeft ook wel een reden. In Nederland is het vaak slecht weer. Er zijn veel sombere dagen. En omdat impressionisten schilderen wat ze zien, komt ook het slechte weer naar voren. In Frankrijk is het daarentegen veel lekkerder, vrolijker weer, daardoor zien de schilderijen van de Franse impressionisten er ook anders van kleur uit.

De Franse impressionisten schilderen heel weinig details. Zij zijn van mening dat je die ook niet goed ziet wanneer je in de buitenlucht tegen een omgeving aankijkt. Terwijl de Nederlandse impressionisten al veel meer details laten zien. Het lichtval is bij elk schilderij weer anders. Als een Nederlandse impressionist een persoon schildert in een kamer, zal het lichtval anders zijn dan wanneer een Franse impressionist de natuur schildert. Zo zijn er verschillende soorten lichtval, wat elk schilderij weer anders maakt.

Geen opmerkingen: